- uitrusten
- {{uitrusten}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [rusten tot men niet moe meer is] se reposer♦voorbeelden:1 even uitrusten • prendre un peu de répituitrusten van de vermoeienissen van de reis • se remettre des fatigues du voyageII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [van het nodige voorzien] équiper (de); 〈m.b.t. gereedschap, materiaal〉 outiller; 〈m.b.t. schip〉 armer♦voorbeelden:1 goed uitgeruste troepen • troupes bien équipéeszich uitrusten met • s'équiper de
Deens-Russisch woordenboek. 2015.